Een opvallend artikel passeerde de revu in de Trouw van 27 januari 2023. Een nieuwe tentoonstelling in Den Haag had de vraag gesteld of de schrijver Louis Couperus (1863-1923) eigenlijk als non-binair moet worden gezien. Met deze tentoonstelling en bijbehorende vraag werd tevens herdacht dat Couperus 100 jaar geleden overleed.

Directeur van het Louis Couperus Museum, Josephine van de Mortel, erkent dat Couperus nooit eerder als non-binair is geduid, ook niet door zijn biografen. Maar dat is niet het eerste wat ze erover zegt. Ze begint namelijk direct de vraag te beantwoorden. “Hij speelde graag met gender”. Dat stuurt al enigszins weg van het idee dat hij eenvoudigweg homoseksueel zou zijn. Vervolgens blijkt de hele vraag slechts retorisch te zijn en al voor ons te zijn beantwoord. Dat blijkt als de interviewer vraagt waarom Couperus niet ‘gay’ wordt genoemd. Van Mortel geeft dan toe dat de samenstellers alleen nog de term non-binair gebruiken. De vragende vorm diende slechts om de aandacht te trekken en de suggestie te wekken dat het aanvaardbaar is om er anders over te denken.

De reden om Couperus non-binair te noemen blijkt te zijn: “We willen Couperus begrijpelijk maken voor mensen van nu. Het non-binaire aspect is dan een handig bruggetje. Daar komt bij dat Couperus zich nooit openlijk over zijn geaardheid heeft uitgelaten. We weten dus niet zeker wat hij was. Daarom wilden we hem niet in het homoseksuele hokje stoppen. Zo zijn we uitgekomen bij non-binair: een beetje man, een beetje vrouw.”

Vier bezwaren

  1. Wat mij vooral treft in deze verantwoording is de aanname dat een relatief nieuwe term als non-binair (jaren negentig) de zaak inderdaad duidelijker maakt. Hier wordt het gedefinieerd als “een beetje man, een beetje vrouw”. Wanneer je bedenkt dat bijna iedereen wel een paar eigenschappen heeft die aan het andere geslacht doen denken, dan is het maar de vraag waar man of vrouw eindigt en non-binair begint. Je kunt tegenwerpen dat het nu juist niet de bedoeling is om mensen in hokjes in te delen, dus om duidelijke grenzen aan te geven tussen de genders, maar je kunt niet stellen dat een term als non-binair iemand “begrijpelijker” maakt.
  2. Couperus heeft zich nooit openlijk over zijn geaardheid uitgelaten, maar krijgt nu toch een label opgeplakt om hem voor anderen “begrijpelijker” te maken. Zou Couperus het daarmee eens zijn geweest? Waarom laat men de lezers van Couperus niet hun eigen conclusies trekken? Mogelijk is de reden dat men “bezoekers die zelf in geen enkel hokje passen” troost wil laten vinden bij Couperus. Die bezoekers geven ook aan dat dit gebeurt, wat op zichzelf mooi is, maar komt dit dan nog wel door Couperus, of door het feit dat “dit aspect nu een keer centraal” is gesteld?
  3. Ook binnen de LHBTI+ gemeenschap bestaan grote verschillen in hoe men denkt over gender-identiteit. Niet voor niets is het ook een apart vak geworden, dat op universiteiten wordt onderwezen. Daarbij worden steeds weer nieuwe labels en concepten uitgevonden. Wist u bijvoorbeeld dat volgens de Rutger-stichting “non-binair valt onder de transgender-paraplu”? Ik ben er tamelijk zeker van dat de meeste mensen de term “transgender” alleen kennen van mensen die een transitie overwegen, ondergaan of hebben ondergaan. Maar nu schijnt het ook een “overkoepelend begrip” te zijn geworden, mogelijk om deze identiteit wat minder uitzonderlijk te laten lijken. Daaronder vallen dan tevens “genderqueer, gender non-conform, bi-gender en genderfluïde”. In ieder geval zijn de ontwikkelingen nauwelijks bij te houden. En Couperus zou dus heel goed een andere vorm van “transgender” hebben kunnen zijn.
  4. Er wordt tegenwoordig terecht een onderscheid gemaakt tussen iemands geaardheid en zijn seksuele oriëntatie. De term non-binair zegt in dit geval alleen iets over de geaardheid (een beetje man, een beetje vrouw) en niet over de oriëntatie. Als het ene non-binair is, hoeft het andere dat nog niet te zijn. Voorbeeld: Iemand van het mannelijke geslacht voelt zich non-binair, maar is alleen op mannen gericht. In zulke gevallen verduidelijkt de term non-binair niets. Let wel: hiermee wil ik niet zeggen dat de term homoseksueel beter zou zijn.

Het werkelijke doel

Vooral de laatste punten bevestigen dat het doel van de expositie niet echt geweest kan zijn om een vraag over Couperus te beantwoorden, maar eerder om een stukje bevestiging te geven aan mensen die “ook anders” zijn. Dat is prima, maar wees daar dan eerlijk over. De term ‘non-binair’ is geen “handig bruggetje om iets begrijpelijk te maken”, maar een handig bruggetje om Couperus te gebruiken voor de verdere erkenning en uitbreiding van een maatschappelijke stroming. Emancipatie wil ik het niet noemen, want daarvoor is deze beweging nog teveel in zichzelf gekeerd en worstelend met haar eigen identiteit en de moeizame communicatie daarover buiten de eigen bubble.

De communicatie met mensen die zich wel identificeren met hun geboortegeslacht wordt bovendien bemoeilijkt doordat ook deze grote groep ongevraagd een nieuw label opgeplakt krijgt. Zij worden niet meer aangeduid als man of vrouw, maar met enig dedain als “cis-gender”. Dit hokje moet, net als de vele letters in LHBTQIA+, de indruk wekken dat mensen die zich identificeren met hun geboortegeslacht slechts één van de vele variaties zijn in plaats van de numeriek dominante vorm in de natuur. Blijkbaar moet het zelfvertrouwen van deze groep eerst zoveel mogelijk worden ondermijnd om te kunnen geloven in de eigen waardigheid en mensenrechten.

Nieuwe stigma’s en nieuwe verwachtingen

De nieuwe labels zullen mede een reactie zijn op het inderdaad stigmatiserende woordje “normaal”, maar ze hebben zelf ook weer iets stigmatiserends. In het nieuwe normaal is het verdacht geworden om over mannen en vrouwen te spreken. Men zegt niet in hokjes te willen denken, maar in de praktijk zijn er vele hokjes en elke van deze zou beter zijn dan “man” en “vrouw”, omdat ze gaan over een gevoel en niet zijn “besmet” met een daadwerkelijk geslacht. In die zin zijn het niet alleen de non-binaire personen die “van alles over zich uitgestort krijgen door onbekenden”, maar is ook het omgekeerde het geval. Het lijkt of de nieuwe vocabulair alleen maar slachtoffers kent.

Nog een laatste opmerking over het interview. De makers hoopten een wat jonger publiek te trekken. Om dat te bereiken vonden ze het nodig om naast Couperus ook “gender iconen” uit de wereld van de kunst te plaatsen, zoals een prominent aanwezige fotograaf in een uitdagend zwart lederen pak. En merkwaardig genoeg denkt de directeur in dat kader ook direct aan kinderen en aan het uitnodigen van het jeugdjournaal. Kinderen zouden immers al vroeg met gender bezig zijn.

Dat klopt, maar vraag je eens af hoe dat komt. Komt het vanuit de kinderen zelf, of worden ze reeds in toenemende mate overspoeld met dit verwarrende gedachtengoed? En zo ja, moet dit dan nog verder worden aangemoedigd? Uiteraard kan ook het oude gedachtengoed beperkend of verwarrend zijn, maar laten we niet doen of kinderen op deze manier alleen maar vrijheid ontvangen. Kinderen voldoen graag aan verwachtingen en nu gelden er vanuit een luidruchtig deel van de samenleving, rijk vertegenwoordigd in de politiek, de kunst en media, nieuwe verwachtingen. Ook hieraan dreigen onze kinderen weer te gaan voldoen, niet altijd in hun eigen belang, zeker niet wanneer dit leidt tot onherstelbare medische ingrepen.

Het lammetje dat een varken is

We blijven nog even bij de literatuur. Recent ontstond er een rel over de keuze van Pim Lammers als schrijver voor het gedicht van de kinderboekenweek. De reden van de ophef was dat hij eerder “Trainer” had geschreven, een verhaal voor volwassenen waarin op grafische wijze wordt beschreven hoe een trainer een minderjarige jongen seksueel “betast” (aftrekt). Vervolgens trok Lammers, die zelfs doodsbedreigingen had ontvangen omdat hij een pedofiel zou zijn, zich terug. Die bedreigingen gun je niemand, maar veel partijen gingen wel heel ver in hun verdediging van Lammers. Ik behandel zeven reacties.

  1. Het verhaal “Trainer” zou voor volwassenen zijn en niets te maken hebben met zijn werk voor kinderen. Dit gaat echter voorbij aan het feit dat ook daar een probleem zit. Over het boek “Het lammetje dat een varken is” schrijft Wikipedia dat het “het allereerste Nederlandse transgender-prentenboek” is. Hoewel ik iedere volwassen transgender erkenning en aandacht gun, is dit een boek dat op kinderen is gericht en dat meer doet dan het wegnemen van een stigma. Het schiet door naar het aanprijzen van gender-incongruentie en zadelt kinderen op met een probleem dat de meesten helemaal niet hebben. Dit is schadelijk voor hun ontwikkeling. Een kind moet kind kunnen zijn zonder allerlei modieuze boodschappen boven of vlak onder de radar toegespeeld te krijgen. De boodschap dat je altijd kunt zijn wie je wilt zijn klopt overigens ook niet. In die zin bereidt het de kinderen dus ook niet voor op de harde werkelijkheid. Hiermee kan dus beter worden gewacht tot zich daadwerkelijk een lammetje aandient dat zich een varken voelt of omgekeerd. Wel is het altijd goed om bij een kind het zelfvertrouwen in zijn algemeenheid te stimuleren.
  2. Het online tijdschrift voor Neerlandistiek probeert Lammers (tegen o.a. Wybren van Haga) te verdedigen door te beweren dat Lammers helemaal geen boeken voor volwassenen heeft geschreven! Dit is muggenzifterij. Het betrof een kort verhaal in een internetmagazine. Juist vanuit literair oogpunt is er weinig verschil met een boek.
  3. Veel mensen lijken van mening dat in de literatuur alles is toegestaan. Het is immers maar fictie. Dat is een misverstand. Juist door fictie kan een enorme invloed op de maatschappij en op toekomstige generaties worden uitgeoefend. Dat betekent niet dat we alles maar moeten cancellen, maar ouders mogen kritisch zijn over wat hun kinderen voorgeschoteld krijgen of dreigen te krijgen. Het is niet aan de overheid of aan allerlei belangengroepen om de opvoeding van hun kinderen geheel buiten de ouders om uit te stippelen.
  4. Dat kritiek op het opvoedkundig gehalte mogelijk moet blijven, lijkt ook het tijdschrift voor neerlandistiek te erkennen. Ze proberen namelijk aan te tonen dat Lammers de pedofilie die hij beschrijft, “maar al te duidelijk” afkeurt, waarmee het verhaal voor iedereen aanvaardbaar zou moeten worden. Alleen slagen ze daar niet in. Het sterkste argument dat ze kunnen vinden is dat er in het verhaal een “schelle fluittoon” klinkt, waar de trainer van schrikt, zodat hij zijn hand terugtrekt. En dan is de conclusie “dat Lammers met literaire middelen als perspectief en dubbelzinnig taalgebruik reflecteert op een psychologisch ingrijpend thema dat ook maatschappelijk zeer gevoelig ligt”. Veel woorden om aan te geven dat er slechts wordt “gereflecteerd” en dus juist geen sprake is van een duidelijke veroordeling.
  5. Hoe vooringenomen de verdediging is, blijkt wanneer ze ‘Trainer’ omschrijven als een verhaal over “een jonge voetballer uit de D-junioren die seksueel contact heeft met zijn trainer”. Hier had natuurlijk het omgekeerde moeten staan: “een verhaal over een trainer die seksueel contact heeft met een jonge voetballer uit de D-junioren”. Weliswaar beschrijft Lammers ook alles vanuit het gezichtspunt van het kind, maar dat is best kwalijk, want dat suggereert dat het kind schuldig is aan de pedofilie door deze uit te lokken of in ieder geval in stand te houden. Hij zou de aanrakingen niet slechts gelaten ondergaan, maar er immers al tijdens de training naar verlangen. Het is dus nog maar de vraag of Lammers de jongen hiermee, zoals het tijdschrift voor neerlandistiek beweert, neerzet als “slachtoffer van seksueel grensoverschrijdend gedrag”.
  6. Dat de verdedigers van Lammers vaak net zo erg zijn als Lammers zelf, blijkt wanneer het tijdschrift concludeert dat het gaat om “een psychologisch ingrijpend thema dat ook maatschappelijk zeer gevoelig ligt”. Nee, pedofilie is niet slechts een thema dat zeer gevoelig ligt. Het is een strafbare handeling. Dat zou niet gevoelig moeten liggen, maar eenduidig moeten worden veroordeeld. Nu wil ik ook weer niet zover gaan dat Lammers pedofilie “verheerlijkt” of per sé zelf een pedofiel is, maar het is schandalig om hier zo neutraal over te spreken. En al helemaal om dan te fulmineren over “radicaal-rechtse en christelijk-conservatieve betogers”.
  7. Tot slot nogmaals het onderscheid tussen fictie en werkelijkheid. De critici zouden hier niets van begrijpen. En daarom zou er op school meer aandacht besteed moeten worden besteed aan dit onderscheid. De Lammers-aanhangers geven dus toe dat kinderen dit onderscheid ook niet voldoende zien. Juist daarom moeten we voorzichtig zijn met dit soort “fictie”!

De verkrachting van Roald Dahl

Het hypocriete van de woke-beweging blijkt pas goed als je kijkt naar het Britse project om alle boeken van Roald Dahl te ontdoen van alles wat maar enigszins kwetsend kan zijn voor de tere kinderziel (of eigenlijk die van bepaalde volwassenen). Zo zou “een dikke jongen” vervangen moeten worden door “een enorme jongen”. Dan zie je nog steeds een dik iemand voor je, maar dat doet er blijkbaar niet toe. “Kleine mannetjes” zou vervangen moeten worden door “kleine mensjes”. Als er over “pruiken wordt gesproken” wordt zelfs een hele verklaring bijgevoegd dat er verschillende redenen zijn om een pruik te dragen. De kinderen zouden eens kunnen denken dat iedereen die dit doet gestoord is (de anti-semitische connatie die volwassenen erin lezen, zullen kinderen hoogstwaarschijnlijk niet opmerken).

Vreemd genoeg is in dit geval binnen de redactie blijkbaar niemand opgestaan om belerend te wijzen op het onderscheid tussen fictie en werkelijkheid. Maar het was toch zo dat we op onze woorden moesten passen, behalve in de literatuur, omdat daar ruimere regels gelden? Nu blijkt het dus van het onderwerp af te hangen. Grenzen aan allerlei belevingen en uitingen van seksualiteit en gender-identificatie moeten worden weggenomen, maar andere vrijheden moeten juist zoveel mogelijk worden beperkt. Desnoods passen we alles wat onze cultuur heeft gevormd hierbij aan. In het volgende artikel zullen we zien hoe deze dubbele moraal onze opgroeiende jeugd beschadigt en hoe dit effect zichzelf versterkt.