Eind augustus ging Ds. Arjan Plaisier met emeritaat en nam afscheid als bestuurslid van de PKN. In het ND werd hij geïnterviewd over zijn visie op de kerk. In dat interview viel me op dat hij de kerk een paar keer de gemeenschap van de heiligen noemde. Die term uit de Heidelbergse catechismus hoor je niet zo vaak meer. In de geloofsbelijdenis van Nicea komt het woordje “heilig” ook voor, maar dan met betrekking tot de kerk als geheel.

Plaisier wilde benadrukken dat de kerk niet zomaar een groep mensen is, die werkt aan één of ander project dat recent is bedacht en dat tegenwoordig nogal moeizaam verloopt. In de woorden van interviewer Koos van Noppen: “De kerk is niet onze uitvinding. Doop, avondmaal en heilige Schrift gaan aan ons vooraf”. Daarom is de “gemeente niet [in de eerste plaats] een kring van bevlogen mensen die bijeenkomen om met veel enthousiasme hun [eigen] feestje te vieren”. Nee, we worden opgewacht en steeds weer uitgenodigd. We dragen bij, maar zijn toch vooral de gasten.

Ik dacht aan dit interview omdat we vandaag ook stilstaan bij de gemeenschap der heiligen, waar wij maar een klein deeltje van zijn. Het meeste gaat inderdaad aan ons vooraf en een deel zal ook nog volgen. Daarnaast loven en prijzen wij God samen met de engelen in de hemel, waardoor die gemeenschap nog groter is. Maar het belangrijkste punt in het interview was wel dat de kerk niet in de eerste plaats een project is dat op veel plaatsen in zwaar weer verkeert, maar vooral en ook letterlijk: een geloofsartikel.

Geloof in een mysterie

De kerk is, juist vanwege haar vele verschijningsvormen, haar niet altijd duidelijke grenzen, het mysterie van de verlossing en het wonderlijke van haar voortbestaan, zelf een mysterie, waarin we mogen geloven. Onze pastoor, Wim van de Berg, merkte onlangs spontaan op dat het eigenlijk zo bijzonder is dat een groep mensen met zulke verschillende achtergronden, toch bij elkaar komt om iets te ervaren en uit te wisselen van het goddelijke en om God dank te zeggen. Ik hoop dat ik zijn woorden zo ongeveer goed weergeef.

Misschien is het zelfs wel nodig dat de kerk geen project is dat binnenkort alle targets haalt en dan ook nog binnen het gestelde budget. Want dan zouden we kunnen gaan denken dat het ons werk is geweest. Dit terwijl de kerk juist een plek is “waar iets wordt gevierd wat ons verstand verre te boven gaat”.

Volgens Plaisier vraagt zo’n kerk om leden die zowel eigenwijs als bescheiden zijn. Zo eigenwijs om te geloven in het Lam van God, dat de zonden der wereld draagt, en zo bescheiden om te beseffen dat wij niet de hele wereld op onze nek kunnen nemen. We hoeven ons ook niet verplicht te voelen om steeds weer onze relevantie aan te tonen. Laat het mysterie voor zichzelf spreken. Als we dit mysterie maar niet teveel tegenspreken door ons gedrag. In feite beschrijft Plaisier een kerk die gericht is op het mysterie en daarom niet alleen met woorden strooit. Hij zou misschien wel goed in een oud-katho­lieke of anglicaanse geestelijkheid passen. Het priesterboordje draagt hij al.

Wie zijn die heiligen?

Maar ik wil het nog even hebben over de heiligen. Dat zijn overigens geen mensen die volmaakt zijn. Het woord “heilig” betekent dat ze ergens aan toegewijd zijn. Die toewijding kan vanuit je innerlijk komen of je kunt door de gemeenschap voor een bepaald doel apart gezet zijn. In beide gevallen zijn christenen gericht op het verspreiden van en het handen en voeten geven aan het goede nieuws van Gods genade en liefde in Jezus Christus.

Dat is natuurlijk al heel veel, maar nog niet alles. Het evangelie is geen opdracht aan alle generaties afzonderlijk, zodat iedereen weer een nieuw plan zou moeten maken. Natuurlijk moet de boodschap soms opnieuw worden doordacht en geformuleerd. Maar je kunt nooit blanco beginnen. We kunnen de Bijbel ook niet zomaar alles laten zeggen waar deze tijd om lijkt te vragen. Een gemeenschap der heiligen betekent o.a. dat we onze geestelijke voorouders, onze tradities, serieus moeten nemen. Want dat is een andere betekenis van het woord “heiligen”: mensen die de kerk ooit als goede voorbeelden heeft erkend. Wederom niet omdat ze volmaakt waren, maar omdat ze op overtuigende wijze in het evangelie hebben geloofd en dit tot een leidraad in hun leven hebben gemaakt.

Voorouders en geliefden

Zo denken wij vandaag ook aan onze letterlijke voorouders en met name diegenen die ons nog steeds lief en dierbaar zijn, al of niet met het oog op hun liefde en toewijding. Het is voor velen tegenwoordig wel moeilijker om hun ouders en voorouders te eren, omdat wij steeds vaker zulke andere ideeën hebben, bijvoorbeeld over racisme, seksuele normen en identiteit. Daarnaast hebben vroegere generaties ook bewust of onbewust beslissingen genomen over de natuur waar wij vraagtekens bij zouden zetten. Soms worden zij dan met terugwerkende kracht gecanceld, irrelevant verklaard.

Maar laten we niet uit het oog verliezen dat ook zij op hun manier hebben bijgedragen aan de welvaart van volgende generaties. Ik zou dus willen bestrijden dat die erfenis alleen maar negatief zou zijn geweest.
Alle generaties hebben hun blinde vlekken, maar waar het om gaat is de toewijding. Wie zichzelf tot norm verheft, heeft waarschijnlijk zelf de grootste blinde vlek.

De strijd die onze voorouders, en ja, ook onze geliefde overledenen, hebben gestreden wordt vaak onderschat. De grote verdrukking uit Openbaring 7 doelt met name op de christenvervolging. Maar in zijn algemeenheid kunnen we best zeggen dat allen die proberen het algemeen belang te dienen, de zachtmoedigen, de strijders voor gerechtigheid, de barmhartigen en de vredestichters, te maken hebben met tegenwerking en spot. Zij passen niet in een wereld waar geld en concurrentie het hoogste goed zijn, een wereld van kunstmatige schaarste, verdeel en heers en schijn-heiligheid. En daarom worden zij aanhoudend verdacht gemaakt en gemarginaliseerd. Neergezet als potentiële obstakels voor de vooruitgang, de veiligheid en zelfs van de mensenrechten, ja ook vandaag nog.

Toewijding wordt beloond

Daarom is het zo geweldig dat zowel Jezus en Johannes de zaak radicaal omdraaien. Het zijn juist deze mensen die het koninkrijk der hemelen zullen beërven en die daar zalig, dat wil zeggen gelukkig zullen zijn. Het zijn deze mensen die in het visioen in witte gewaden voor de troon van God en voor het Lam staan. Hun toewijding op aarde krijgt een vervolg in de hemel. Er wordt immers van hen gezegd dat ze God dag en nacht dienen in Zijn tempel. En opnieuw gaat het dus om die toewijding, die gerichtheid en niet zozeer om hun verdiensten. Hun gewaden zijn immers niet wit uit zichzelf, maar ze zijn gewassen in het leven van Christus, in zijn genade, gesymboliseerd door zijn bloed.

Overigens kunnen die witte gewaden geen verwijzing zijn geweest naar het doopkleed. Dat was immers een latere ontwikkeling. Kerkvader Augustinus is zo ongeveer de eerste die ernaar verwijst en dat was in de vierde eeuw na Christus. In de Bijbel zelf staan witte klederen voornamelijk voor het priesterschap. Hierdoor is het aannemelijk dat Openbaring 7 de vervulling beschrijft van de belofte aan Mozes in Exodus 19: “U zult voor mij een koninkrijk van priesters zijn, een heilig volk”. Dit klopt ook met het feit dat Johannes hen ziet dienen in de tempel.

Verlost van stammenstrijd

En dan gaat het niet meer om één kaste, maar om alle stammen, persoonlijkheden en bloedgroepen bij elkaar. Ze werken eendrachtig samen, maar niet doordat de één zijn mening of zijn wil heeft opgelegd aan de ander. We zien nog steeds 12 verschillende stammen (zelfs 12 maal 12), maar zonder bijbehorende stammenstrijd. De eenheid die er is, komt voort uit de taak die God een ieder heeft gegeven, uit de eigen unieke roeping die iedereen heeft ingezien en geaccepteerd.

Hoe geweldig dat er op deze manier hoop is voor andersdenkenden, voor mensen die eigenwijs volhouden aan idealen, hoop op vrede. In een wereld waar iedereen die anders denkt dan de eigen community heeft afgedaan, althans zo wordt toch vaak geoordeeld. In een wereld waar wijsheid uit het verleden ondenkbaar of verdacht is geworden. Waar wij altijd op onszelf en onze slogans aangewezen lijken te zijn. Waar hoe wij ons voelen (ik noem het maar even onze korte-termijn-zaligheid) belangrijker is dan wat wij voor elkaar voelen.

Gelukkig kan het dus anders. Heiligen zoals Mozes zijn wel degelijk nog relevant. Een verbond met die antieke Mozes blijkt nog waarde te hebben. Sterker nog, het mondt uit in hemelse zaligheid. En dit is niet alleen een toekomstvisioen. Gods koninkrijk is reeds nabij gekomen in Jezus Christus. Het kan onder ons zijn. Daarom hoop ik dat wij vast mogen blijven houden aan de belofte, aan het mysterie van de verlossing. Dat wij, met onze overleden geliefden, mogen horen bij die toegewijden, die in het beeld van God geschapen, hun Schepper zullen zien.

In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.