Een berg verplaatsen. Heeft iemand van u dat wel eens gedaan? Nou, misschien een berg werk, zult u zeggen, of een berg papier of een berg wasgoed. En, wanneer was de laatste keer dat iemand van ons een duivel uitdreef? Ik was laatst bij een bijeenkomst van de broedergemeente in Haarlem, en daar vertelde een evangelist uit Suriname hoe dat daar inderdaad nog wel eens gebeurt. Volgens Jezus zouden deze dingen ook niet zo heel moeilijk moeten zijn, als je maar voldoende geloof hebt. Maar de discipelen in onze evangelielezing lukte het in ieder geval niet.

Het is vandaag niet mijn bedoeling om heel diep in te gaan op de genezingen en wonderen zelf. Maar er is één ding wat mijn aandacht trok en ook te maken heeft met de andere lezingen. Jezus vroeg: hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Weet u, Zijn geduld begon een beetje op te raken. Maar hieruit blijkt ondertussen wel dat het geloof, waarover hij sprak, een leerproces is. Zelfs om geloof als een mosterdzaadje te krijgen, is blijkbaar tijd nodig. Dat proces zou na Pinksteren zeker nog doorgaan, en het begint ook bij ieder mens weer opnieuw.

Niet voor niets spoort Paulus de christenen in Rome aan om te blijven veranderen door hun gezindheid te vernieuwen. In de NBG-vertaling uit 1951 stond het er zo: “wordt hervormd in uw denken”. Dat was natuurlijk koren op de molen van de hervormden
die hier al schertsend het bewijs aan ontleenden dat hun geloof het enig juiste was.
Maar even serieus: Waarom was die verandering bij de christenen in Rome eigenlijk nodig? Ze waren toch immers al bekeerd?

Doet Paulus hier hetzelfde als sommige moderne evangelisten die voor een volle zaal van christenen spreken en er min of meer vanuit gaan dat het allemaal nieuwkomers of belangstellenden zijn, die de eerste wankele stappen naar Christus nog niet hebben gezet? En dan hoort iedereen dat geduldig aan in de veronderstelling dat er wel enkelen in de zaal zijn voor wie het inderdaad nieuw is. En ze zijn blij dat ze zelf al zoveel verder zijn. De meesten halen wat herinneringen op en laten de vertrouwde woorden over zich heen glijden. Is dat wat Paulus hier bedoelt? Ik denk het niet.

Bedoelt hij dan misschien dan we overal op moeten inspelen, overal een antwoord op moeten hebben? Dit kan buitengewoon vermoeiend zijn. De moderne wereld vraagt al zoveel aanpassingsvermogen. We kunnen de ontwikkelingen nauwelijks bijhouden. Zelf werk ik in de ICT, dus ik kan ervan meepraten. En dan zegt de Bijbel ook nog eens: “Blijf veranderen door je gezindheid te vernieuwen”. Ook in de kerk hoor ik steeds vaker soortgelijke geluiden. De kerk en iedereen die daarin een rol van betekenis wil spelen moet vooral vernieuwend zijn. Innovatie en slim managen zijn de toverwoorden, waardoor het verschil met onze hectische maatschappij soms heel klein lijkt te worden.

Innerlijke vernieuwing

Maar misschien kunnen we de woorden van Paulus nog anders opvatten. Misschien gaan ze niet over bekering en ook niet over steeds slimmer en flitsender worden.
Twee dingen vallen mij op: Paulus’ waarschuwing om ons niet aan te passen aan de wereld, en wat de vernieuwing van ons denken ten doel heeft en teweegbrengt.

Om met het eerste te beginnen: Dat niet aanpassen aan de wereld is niet zo bedoeld dat we als christenen tot een soort museum moeten worden. Juist in onze tijd zijn er allerlei ontwikkelingen die ons raken, die om een antwoord vragen en soms schreeuwen. Daar zijn ook goede ontwikkelingen bij, die ons kunnen ondersteunen. Maar al deze veranderingen zijn als het goed is, niet het meest bepalend voor ons geloof. Het geloof moet zich volgens mij vooral van binnenuit vernieuwen en door het in de praktijk te brengen.

Wat het tweede punt betreft: Volgens Paulus is die vernieuwing zelfs nodig om te gaan begrijpen wat God van ons wil en wat goed en kwaad in deze hedendaagse wereld eigenlijk is. Normaal gesproken zou je denken: leer eerst maar wat Gods wil is en pas dan je denken daarop aan. Maar het staat er toch echt omgekeerd: “Word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid, om [vervolgens dus] te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
Met andere woorden, zonder de bereidheid om te veranderen kunnen we eenvoudigweg niet achterhalen wat in deze situatie nodig is. Dan kunnen we niet vernemen wat God’s boodschap voor onze tijd is. Onwil om te veranderen blokkeert alles. We worden als het ware doof voor God’s stem. En dan wordt het geloof ook heel onpersoonlijk en gaat er geen kracht meer vanuit.

Dat was ook precies wat er was gebeurd met de Israelieten in de tijd van Jeremia.
God had profeten gestuurd, maar hun boodschappen werden gewoonweg niet herkend.
Het woord “ongehoorzaamheid” wordt hier gebruikt. Dat vinden wij vaak een nogal zwaar woord. Je kunt het ook zo lezen: Ze luisterden niet; ze sloegen datgene in de wind wat hen had kunnen helpen. “Bewandel heel de weg die ik u gebieden zal en het zal u goed gaan”. Een andere vertaling luidt: “Volg steeds de weg die ik jullie wijs, daar zullen jullie wél bij varen”.

Ontvankelijk blijven

Het gaat hierbij niet om een eenmalige verandering, maar om een weg, om een proces, waarbij je je steeds blijft openstellen voor de stem van God, die op velerlei manieren tot je kan komen. Het is gelukkig niet zo dat je nooit je eigen plan mag volgen, want zo’n eigen plan is niet bij voorbaat verkeerd, maar je kunt beter wel naar de Geest blijven luisteren, blijven leren en oefenen, zodat het als het ware een gezamenlijk plan wordt.

Als christenen en als kerk maak je niet alleen plannen voor jezelf. Je denkt ook na over wat God met deze wereld wil. Je probeert zijn boodschap van bevrijding door te geven.
Jeremia kreeg zelfs toestemming om het maar te benoemen als men dan toch doof bleef. Hij moest zeggen: “Dit is het volk dat naar de stem van de HEERE zijn God niet luistert en de vermaning niet aanvaardt”.Hij mocht het ook benoemen als het volk nauwelijks nog iets oprechts over de lippen kreeg. Dat gevoel krijg ik eerlijk gezegd ook wel eens als ik naar het gros van de politici luister.

De schrijver van de Psalm van vandaag is zo ongeveer het tegenovergestelde van het niet-luisterende volk. Hij zegt: “Leer mij, HEERE, Uw weg, [en] ik zal in uw waarheid wandelen”. En de God die hij dan aanroept is ook het tegenovergestelde van een niet-luisterend volk. De Psalmist zegt over God: “Heere, neem mijn gebed ter ore, sla acht op mijn luide smeekbeden. In de dag van mijn benauwdheid roep ik u aan, want u verhoort mij”. Valt u hier iets op? Het is een relatie waarin beiden luisteren. Het is een relatie waar beiden ook aan het woord mogen komen.

Het belang van de innerlijke tempel

Op deze manier wil God bij ons, ja zelfs in ons wonen. Daarom zijn er niet alleen kerkgebouwen en tempels waarin we kunnen samenkomen, maar noemt Paulus in de brief aan de Corinthen (hst. 6) ook elk van ons afzonderlijk een tempel van de Heilige Geest.  Het is blijkbaar een belangrijk principe, want hij vraagt zelfs: “weten jullie niet dat je lichaam een tempel van de Heilige Geest is”?

In de Romeinen-brief gaat hij nog een stap verder door te zeggen dat juist daar, in ons persoonlijk, in ons innerlijk, de ware eredienst plaatsvindt. “Ik vraag u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u”. Bij een tempel hoort namelijk een priester en een offer.
Christus is onze hogepriester, die met het offer van zijn leven binnengegaan is in de hemelse tempel.

Wat kunnen wij daar dan, als zwakke mensen, tegenover stellen? Het is niet te vergelijken en toch ook weer wel. Wij kunnen onszelf namelijk wijden aan Zijn dienst.
Wij kunnen ons voeden met zijn Woord, ons openstellen voor zijn leiding, ons inzetten voor anderen. Dan zijn ook wij, ieder afzonderlijk, een tempel, een priester en een offer in één, in het klein.

Ja, het klopt, er is nog een derde tempel, die van 1 Petrus 2:5, waarin wij “levende stenen” zijn. Maar dat maakt onze innerlijke tempel niet minder belangrijk, integen-deel. Handelingen 17:24 zegt ‘De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat er leeft, Hij die over hemel en aarde heerst, woont niet in door mensenhanden gemaakte tempels.’ Hij kan, door zijn Geest, alleen in mensen wonen. Ook een gemeenschap ontleent haar kracht niet alleen aan een visie, maar vooral aan de som en samenhang van de delen. In elk van ons mag het geloof opbloeien en zo kunnen er ook wonderen gebeuren. Delen kunnen elkaar verzwakken of versterken. Toen Jezus zijn discipelen vroeg hoe lang hij nog bij ze moest blijven, was dat niet alleen een vraag aan de groep, maar ook een vraag aan elk afzonderlijk. Hoe zit het dan met ons? Kunnen wij het aan, dat rechtstreekse contact met God? De weg te gaan die Hij voorbereidde?

Inkeer zonder ons af te keren

Paulus eindigt met te zeggen “Wees niet traag wat uw inzet betreft. Wees vurig van geest… Volhard in het gebed”. Dat is ook een priesterlijke taak: een priester bidt voor heel het volk van God en voor heel de aarde. Het is een redelijke eredienst, niet alleen omdat het onze persoonlijke opdracht is, maar omdat het goed is naar God te luisteren en te weten dat God ook naar ons luistert. Dan kan deze God ons leiden en troosten.

Dan worden er allereerst bergen verplaatst in onszelf. Onbegaanbaar lijkende wegen worden opeens begaanbaar. Wat niet wil zeggen dat ons leven dan gemakkelijk wordt. Dat was het voor Jezus immers ook niet. Maar de weg wordt begaanbaar, met Hem, terwijl de gemakkelijkste wegen juist worden afgesloten. We kunnen niet meer automatisch meedoen met wat “iedereen” doet en denkt. We kunnen ook niet automatisch alles bij het oude laten, comfortabel in ons kleine kringetje. Het gaat erom ontvankelijk te zijn voor de Geest en aangestoken te worden door de Geest.
Dan pas kunnen we er volledig zijn voor elkaar. Dan pas zijn we ook echt onszelf.
Dan pas zien we de onmetelijkheid van Gods liefde. Dan krijgt ons handelen gezag en effect.

Moge er zo voor ons altijd iets te leren en te ontdekken zijn in het directe contact met onze God, door Jezus Christus, onze Heer,

Amen.