Op 25 juni 2017 organiseerde de oud-katholieke kerk in Amsterdan een symposium over de vraag of er zoiets bestaat als een spiritualiteit van het “ambt” (de voorganger). Naar mijn smaak kwam het duidelijkste antwoord van Pr. Mattijs Ploeger, hoogleraar systematische theologie. Hij defineerde spiritualiteit als “dichtbij Christus en Zijn zending leven” en kwam tot de conclusie dat er maar één soort christelijke spiritualiteit bestaat. De meeste kerkgemeenten kun je zien als elk bestaande uit een aantal concentrische cirkels. In de buitenste ring vind je mensen met een geringe belangstelling. Dan zijn er ook mensen die meer betrokken zijn. De betrokkenheid van de meeste christenen is niet intensief. In de volgende en tevens binnenste cirkel is er meer overeenkomst met de priester of voorganger. Hier vinden we ook de mensen die geinteresseerd zijn in (een studie) theologie en misschien zelfs een wijding ambiëren. De spiritualiteit van de priester of voorganger kan daarom wellicht het beste worden gezien als een intensieve vorm van de algemene christelijke spiritualiteit.

Centraal in het denken van Pr. Ploeger staan doop en avondmaal (eucharistie). Allen die hieraan deelnemen vieren dat ze met Christus verenigd zijn / worden. Deze verbinding is net zo echt als die tussen de priester / dominee en Christus. Deze twee (proto-)sacramenten worden door geen enkel ander sacrament, zoals de priesterwijding of inzegening, overtroffen. Maar hoe komt het dan dat zo vaak gedacht wordt dat priesters / dominees een uniek soort spiritualiteit hebben? Hiervoor gaf Pr. Ploeger verschillende redenen.

  1. Clericalisme, oftewel het idee dat een kerkelijk ambt een hogere rang inhoudt of dat een wijding / inzegening iemand bepaalde krachten of bekwaamheden schenkt die anderen niet hebben. Dat betekent overigens niet dat er geen plaats is voor ambten. Zonder erkende ambten, zonder erkenning van het belang van leiderschap en bepaalde rollen, ontstaat er wel spontaan een bepaalde rolverdeling, maar die is veel moeilijker te controleren en in goede banen te leiden.
  2. Onvoldoende waardering vanuit de kerkleiding voor het volk van God als geheel en voor hun verbinding met Christus. Ambtsdragers kunnen het gevoel hebben dat ze iets moeten overdragen aan een groep die toch een beetje van God los is. Wat dan nodig is, is een meer positieve kijk op het kerk zijn (ecclesiologie).
  3. Kerkleden waarderen soms ook hun eigen spiritualiteit onvoldoende en projecteren te veel zaken op de priester of voorganger. Hij of zij is degene die alles weet of zou moeten weten. Dit is een sociologisch en psychologisch probleem, dat verergerd wordt door de gespecialiseerde opleiding en het traktement (salaris) van de ambtsdrager. De deskundigheid van de ambtsdrager zal wel nodig blijven, maar de gemeenteleden zouden ook hun eigen gebedsleven en bijbelstudies moeten hebben en het christendom in de praktijk moeten brengen.

Jezelf alleen [1] tegenover de leek plaatsen werkt niet.Het werkt evenmin om je eigen ambt voortdurend in twijfel te (laten) trekken. Tot slot moet opgemerkt worden dat, ook voor de ambstdrager, spiritualiteit iets heel persoonlijks is. Als iemand zegt: “Ik geloof wel op mijn eigen manier”, is dat eigenlijk helemaal niet zo vreemd. Je zou dan kunnen zeggen: “Ik ook. En wat is jouw manier?”

Overige bijdragen over spiritualiteit

Marleen Blootens, predikant binnen de PKN, beschreef haar persoonlijke roeping. Ze noemde haar inzegening een spirituele ervaring op zich. Het was alsof haar ruimte werd gegeven. Dit bracht mij op de gedachte dat de intensiteit van de spiritualiteit waarover Pr. Ploeger sprak, wel eens deels het gevolg zou kunnen zijn van de wijding of inzegening zelf en de tijd die dan beschikbaar komt om met spiritualiteit bezig te zijn.

In contrast hiermee stond het verhaal van Rebekka Willekes, priorin van een katholiek klooster. Ze wees op een uitspraak van Johannes Cassianus uit de 5e eeuw A.D. dat een monnik alles in het werk moet stellen om vrouwen en bisschoppen uit de weg te gaan. De laatsten zouden je tot priester kunnen wijden. Het weerspiegelt een oude patristische traditie, zowel in het Westen als het Oosten, waarbij heilige mannen zich alleen met tegenzin tot priester lieten wijden. Cassianus stelde de lusten van het vlees en de begeerte naar macht en invloed nagenoeg aan elkaar gelijk. Rebekka’s vrees was daarom juist dat haar bevordering tot moeder overste ten koste zou gaan van haar geestelijk leven. Gelukkig kon haar overgave aan het gebed, de gehoorzaamheid en de stilte in enigszins aangepaste vorm worden voortgezet. Stilte kon bijvoorbeeld ook worden betracht in het luisteren naar anderen. Er is veel te winnen door meer naar en van elkaar te luisten in plaats van naar fouten te zoeken. Het is een voorrecht om God in de ander aan het werk te zien.

Jops Moons, een jezuietisch priester en professor, had ook gesproken over het herkennen en begroeten van Christus in de ander. Dit is een spiritualiteit van de nederigheid. Het vult de aloude titel van de priester als ‘alter Christus‘ (een andere Christus) aan en transformeert deze. Wat ik niet begreep is waarom deze titel dan eigenlijk nog specifiek met betrekking tot priesters gebruikt blijft worden, nu we allen worden aangemoedigd om Christus in elkaar te begroeten. Misschien heeft dit te maken met de rooms-katholieke visie dat de priester tijdens de mis acteert ‘in persona Christi’, dat wil zeggen als vertegenwoordiger van Christus. In ieder geval gebruikte paus Benedictus XVI de term ‘alter Christus’ in juni 2009 nog met veel instemming en specifiek met betrekking tot het priesterschap. Het jaar 2009 was ook uitgeroepen tot jaar van de priester. [3] Ook in de rest van zijn betoog leek Jos Moons nog steeds te werken met twee soorten spiritualiteiten, namelijk zijn persoonlijk als priester en datgene wat hij deelde met zijn studenten. Hij beschouwde de  “leken” echter wel als “mede-dragers van het Koninkrijk”, niet slechts als passieve objecten aan wie het heil wordt uitgereikt.

Conclusie en opmerkingen

Het verschil tussen de spiritualiteit van de geestelijkheid (en andere kerkelijke ambten) en die van het volk van God in het algemeen is er één van gradatie of intensiviteit. Daarnaast is er wel een gevaar dat het ambt vanwege de toegenomen verantwoordelijkheid, macht en invloed, juist minder spiritueel zou kunnen maken. Het wordt dan een soort buitenkant. Tot slot speelt persoonlijkheid een grote rol, maar dat is eigenlijk altijd zo. De voornaamste conclusie (over gradatie en intensiviteit) komt overeen met die van de Katholieke Universiteit Tilburg op haar website. [4] Daar is sprake van de periode na het Tweede Vaticaans Concilie. Niet alleen de verschillen qua spiritualiteit worden daar als gradueel beschouwd, maar zelfs de drievoudige bediening (ministerium) van Christus als leraar, priester en koning. Het bijzonder van gewijde diakenen en bisschoppen bestaat “slechts” uit het feit dat zij “door het Godsvolk ‘naar voren [zijn] geschoven’ om voor te gaan in de dienst van de Tafel van het woord en de Tafel van Brood en Wijn, in catechese, in de gemeenteopbouw, enzovoorts. Immers, nooit mag uit het oog verloren worden dat in Jezus Christus elke gedoopte directe en onbemiddelde toegang heeft tot God.

Hieruit volgt naar mijn bescheiden mening dat het enige kwalitatieve verschil tussen het priesterschap van alle gelovigen en het ministeriële of hiërarchische ambt gelegen is in het voldoen aan bepaalde criteria [5] en het krijgen van kansen, uiteindelijk uitgedrukt in een wijding of missie.


Voetnoten

[1] Het woord “alleen” is hier ingevoegd omdat er situaties zijn waarin een priester of dominee stelling moet nemen tegenover een bepaalde visie onder de leken. Dit betekent echter niet dat de geestelijkheid het tegenovergestelde is van de leken. Mattijs stelde ook een wijziging voor ten opzichte van mijn oorspronkelijke diagram met de cirkels. De voorganger hoefde voor hem geen eigen cirkel te hebben. De voorganger is volgens hem   “op de één of andere manier” onderdeel van de binnenste cirkel.

[2] John Cassian, De Institutis Coenobiorum et de Octo Pincipalium Vitiorum Remediis, XI, 18 (in J.-C. Guy, ed., SC 108.444). De oorspronkelijke tekst luidt “. . . omnimodis monachum fugere debere mulieres et episcopos.”

[3] Benedict XVI, Generale Audiëntie, Sint Pieter’s Plein, 24 June 2009, http://w2.vatican.va/content/benedict-xvi/en/audiences/2009/documents/hf_ben-xvi_aud_20090624.html

[4] https://www.lucepedia.nl/dossieritem/wijding-sacrament-van-de/introductie-sacrament-van-de-wijding

[5] De criteria omvatten meestal een gevoel van roeping, een bepaalde opleiding en een aantal persoonlijke eigenschappen.

Dit bericht is ook beschikbaar in het: Engels