In het lied “Sympathy” van de Beatles wordt op briljante wijze uitgelegd waarom sympathie (medeleven) zo belangrijk is. Er is namelijk niet genoeg liefde op deze wereld voor iedereen. Het minste wat we dan kunnen doen is wat meer medeleven betonen. Aan dit lied moest ik denken bij een betoog van Fleur Jongepier over de lessen die we uit de coronapandemie kunnen trekken ten aanzien van tolerantie. Ook daarin bezingt zij een deugd, namelijk de verdraagzaamheid, die blijkbaar nodig is bij gebrek aan daadwerkelijk begrip tussen mensen onderling en tussen de overheid en het volk. Hieronder vat ik eerst zo objectief mogelijk haar argumenten samen. Vervolgens laat ik zien waarom deze niet in staat zijn om te leiden tot meer begrip of tolerantie (en daar wellicht ook niet voor bedoeld zijn).

  1. Tolerantie is van oorsprong een concept dat de relatie bepaalde tussen de overheid en burgers, maar is tegenwoordig ook relevant voor de verhouding tussen burgers onderling. Het is niet hetzelfde als begrip opbrengen of de ander in zijn waarde laten, want soms tolereren we ook iets uit liefde, uit onwetendheid, vooroordeel, beleefdheid of angst.
  2. Vaak stelden de media de vraag of we vaccinatiesceptici moeten tolereren en zo ja, hoever? Te vaak werden daarbij alle coronasceptici op één hoop gegooid. Ook was het een sprookje dat de niet-sceptici alleen bestonden uit verstandige mensen die zich uit pure solidariteit lieten vaccineren.
  3. Tolerantie kan zich in de praktijk op vele manieren uiten, waardoor het de vraag is wanneer er precies sprake is van (voldoende) tolerantie. Ook blijkt dat de tolerantie tussen overheid en burgers iets anders is dan die tussen mensen onderling. Een burger zou de scepticus bijvoorbeeld niet meer kunnen uitnodigen voor een verjaardag, terwijl de overheid misschien juist in gesprek wil blijven, hem niet bespot tijdens persconferenties en niet dwingt tot vaccinatie.
  4. Tussen burgers zijn teveel vriendschappen stukgelopen door te grote stelligheid in beide kampen, waardoor het kennelijk onmogelijk werd elkaar in zijn of haar waarde te laten. Dit is één van de schades die de pandemie heeft aangericht.
  5. Er zijn moreel-filosofische gronden om te argumenteren dat de overheid toleranter moet zijn dan burgers onderling. Dit heeft onder andere te maken met het basale respect voor andersdenkenden in een liberale samenleving. Daarnaast kan tolerantie instrumenteel zijn, dat wil zeggen ingegeven door de wens om niet contraproductief te zijn. Intolerantie kan leiden tot verharding van de tegenstellingen, politiek extremisme en meer desinformatie. In tijden van een pandemie gaat het meer om wat beleidsmatig verstandig is (instrumentele tolerantie) dan om wat moreel mooi is (ideologische tolerantie of gebrek daaraan).
  6. De vraag of instrumentele tolerantie nog wel tolerant te noemen is, is minder interessant dan het resultaat. Een overheid die bepaalde standpunten of keuzes accepteert om erger te voorkomen, hoeft niet echt te geloven dat deze “gerespecteerd” moeten worden. Een zekere mate van onoprechtheid hierbij is onvermijdelijk en gerechtvaardigd. Purisme ten aanzien van “werkelijke” tolerantie is begrijpelijk, omdat het toegeven aan de zwakte, de fouten en de dwaasheid van sommigen iets tragisch heeft. Maar klassieke vragen zoals “wie moeten er wel en niet worden gered bij schaarste van zorg” en “hoe weeg je sterfte tegen vrijheid af” zijn nu urgenter.
  7. De pandemie heeft laten zien dat bij vraagstukken in de echte wereld het niet-ideale moet worden meegewogen. De pandemie lijkt ons meer te hebben geleerd over ethiek dan de ethiek ons heeft geholpen tijdens de pandemie. “Wat moreel gezien juist is om te doen – bijvoorbeeld tolerantie van vaccinatiesceptici door coronaprotesten toe te staan en niet te grijpen naar vaccinatiedwang – kun je niet los zien van de praktische consequenties die het tot gevolg heeft”.

Bespreking

Het is om te beginnen een misvatting dat het begrip “tolerantie” pas in tweede instantie betrekking kreeg op de relatie tussen burgers onderling. Het begrip en het woord zijn namelijk twee verschillende zaken. Het begrip was, onder de naam “verdraagzaamheid”, al lang bekend voordat overheden op het idee kwamen bepaalde groepen burgers of bepaalde geloven te tolereren. In de Bijbel schrijft Paulus (1 Kor. 13:7) dat de liefde “alle dingen” verdraagt. Ook het “bedekken, geloven en hopen” wijst op tolerantie. Spurgeon legt in zijn Bijbels dagboek deze werkwoorden uit als respectievelijk geduld, vertrouwen op God en vertrouwen op de overwinning van de zachtmoedigheid. Hij voegt er nog aan toe dat het niet betekent dat je alles maar goed vindt, maar dat je vriendelijk blijft en zelfs trouw aan je besluit om lief te hebben.

Hoewel de kerk als instituut historisch gezien niet bepaald tolerant kan worden genoemd, was het begrip verdraagzaamheid dus van meet af aan al bekend als onderdeel van een christelijke leefwijze. Ook in het boeddhisme neemt het een belangrijke plaats in. Vervolgens is het onderdeel geworden van het humanisme, het liberalisme en de universele rechten van de mens, onder andere in de vorm van de vrijheid van meningsuiting. Ik ben het dus absoluut oneens met de conclusie dat we pas recent, en dan vooral met dank aan de pandemie, hebben geleerd wat tolerantie nu echt in de praktijk betekent. Je zou het eerder moeten omdraaien door te zeggen dat we hebben gezien wat het niet betekent.

Definities en soorten tolerantie

Is tolerantie iets geheel anders dan begrip opbrengen of de ander in zijn waarde laten? Ik denk het niet. Het gaat om de fundamentele erkenning dat ik jouw geweten niet kan vervangen en dat ik zelf de dingen ook fout kan zien. Voor christenen heeft respect voor de ander niet zozeer te maken met bewondering, eenzelfde mening of een bepaalde gedragscode, maar met het geloof dat elk mens geschapen is naar het beeld van God. Als zodanig is elk mens waardevol, nog los van wat hij op enig moment denkt of doet. Ook in de hindoeïstische en boeddhistische groet “Namaste” (ik buig voor jou) klinkt zo’n diep respect door. Het heeft er ook mee te maken dat we elkaar nodig hebben om te groeien en te leren.

Tolerantie kan dus wel degelijk ingegeven zijn door liefde en door beleefdheid. Maar het moet inderdaad niet worden verward met “tolerantie” uit onwetendheid, vooroordeel of angst.

  • Tolerantie uit onwetendheid is eigenlijk gewoon domheid. Net zoals intolerantie uit onwetendheid domheid is, of tolerantie van de intolerantie.
  • Tolerantie uit vooroordeel wil zeggen dat we tolerant zijn ten opzichte van mensen in onze eigen groep, maar intolerant ten opzichte van andersdenkenden. Ook geen echte tolerantie, dus.
  • Bij tolerantie uit angst is men bang dat intolerantie averechts zal werken, dus tolereert men iets met tegenzin. In dit geval is de tolerantie instrumenteel. Je mag je dan best afvragen of dit echte tolerantie is.

Hiermee hebben we tevens gezien dat het wel degelijk van belang is om tolerantie goed te definiëren en verschillende soorten te onderscheiden. Dit staat op gespannen voet met de conclusie van het artikel dat “purisme” niet zo belangrijk is en dat we vooral moeten proberen te komen tot een werkend beleid. Als ethiek wordt gedegradeerd tot een hulpmiddel van de overheid om burgers in toom te houden, zijn we denk ik op gevaarlijk terrein. Zeker wanneer we ook nog suggereren dat er aan burgers onderling minder hoge eisen gesteld mogen worden dan aan de overheid. Want dat doe je als je zegt dat de overheid meer verantwoordelijkheid heeft.

Nuances die geen verschil maken

Gelukkig erkent de auteur bij punt 2 dat de niet-sceptici ook niet louter bestonden uit verstandige mensen die zich uit pure solidariteit lieten vaccineren. Maar dat neemt niet weg dat het in de rest van het artikel alleen gaat over de vaccinatiesceptici en de vraag of deze wel getolereerd moeten worden. Zo zou het weliswaar een sprookje zijn dat alle wappies molotovcocktails naar de politie gooien, maar de verschillende “gezichten” die de wappie “bleek” te hebben, zijn vervolgens net zo karikaturaal.

Als “Kees” bijvoorbeeld niemand zei te kennen die ernstig ziek was geworden van corona, dan kwam dat doordat hij “werkeloos, verveeld en sociaal geïsoleerd” was. Betrof het een hoogopgeleide vrouw, dan kwam deze zogenaamd niet verder dan de vaccinatie “onnatuurlijk” te vinden. De typische Baudet-aanhanger zou slechts naar excuses zoeken om op de politie in te beuken tijdens demonstraties. Het lijkt even of de auteur zulke karikaturen verwerpt, maar ze stelt er niets voor in de plaats. Ze gaat direct door naar de vraag wat het betekent om “Kees” te tolereren. Door de karikaturen niet echt te ontzenuwen, draagt de schrijfster helaas bij aan de intolerantie.

Dezelfde halfslachtigheid vinden we wanneer het gaat over het optreden van de overheid (zie punt 3). Het lijkt positief wanneer zij schrijft over een overheid die met de vaccinsceptici in gesprek blijft, hen op persconferenties niet bespot en hen niet dwingt tot vaccinatie. Maar als je het goed leest staat er alleen dat we ons zoiets kunnen voorstellen. Er wordt ook niet gesproken over het feit dat vaccinsceptici daadwerkelijk zijn bespot tijdens persconferenties, of over het gebruik van allerlei vormen van indirecte dwang, zoals de bewering dat vaccinsceptici bedden bezet zouden houden van “echte” coronaslachtoffers. Hugo de Jonge dreigde om met de injectiespuit “van deur tot deur en van arm tot arm” te gaan.

Had de auteur dergelijke zaken wel benoemd, dan had ze de intolerantie onder burgers niet meer eenvoudigweg kunnen betitelen als “één van de schades die de pandemie heeft aangericht” (zie punt 4). Dan was duidelijk geworden dat niet de pandemie zelf, maar de aanpak van de overheid heeft geleid tot intolerantie of deze in ieder geval heeft aangewakkerd. Het idee dat de overheid meer belangen tegen elkaar afweegt of bereid zou zijn af te wegen, dan de burger, is mijns inziens een illusie gebleken.

De overheid ging te werk alsof zij dacht in dezelfde karikaturen. Zij gaf geen blijk geïnteresseerd te zijn in de reden(en) waarom iemand liever afziet van een vaccinatie met mRNA. De ogen waren slechts gericht op één ding, namelijk de vaccinatiegraad. Op de instrumentele tolerantie van de overheid kom ik zo dadelijk nog terug. Maar omdat die ook bij burgers voorkomt, zie ik de tolerantie of intolerantie van de overheid naar burgers toe niet als iets fundamenteel anders dan die tussen burgers onderling. Wat wel van belang is, is dat de overheid meer macht heeft.

Instrumentele tolerantie

De auteur houdt in feite een pleidooi voor het erkennen van een vorm van tolerantie als middel om iets te bereiken. Intolerantie is in deze optiek toelaatbaar zolang het doel dat je wilt bereiken niet in gevaar komt. Op dat moment schakel je over naar tolerantie. Dit is dus een in hoge mate opportunistische, niet-principiële tolerantie. We zien inderdaad dat in verschillende landen verschillende maatregelen zijn toegepast, mogelijk tot een niveau dat de bevolking nog net accepteert. Ik zou ook niet willen zeggen dat dit geen echte tolerantie is, want alles is beter dan niets.

Toch ben ik geschokt dat de meer principiële vorm van tolerantie bij veel tegenwoordige politici en hun loyale filosofen opeens van ondergeschikt belang blijkt te zijn. Net als de grondrechten is deze tolerantie namelijk juist bedoeld voor moeilijke tijden. Wanneer alles meezit, hoef je er nauwelijks een beroep op te doen. Juist tijdens een pandemie komen we erachter of deze rechten en principes meer waren dan theoretische exercities waarop je kon afstuderen of waarmee je kon laten zien hoe genuanceerd je kunt denken. En dan blijkt het antwoord negatief te zijn.

Na alle mooie verhalen draait het om puur pragmatisme en om het bereiken van wat ik mijzelf als machthebber ten doel heb gesteld. Daarbij kan ik dan de beste bedoelingen hebben, maar de tolerantie was juist bedoeld om open te staan voor de mogelijkheid dat ook anderen even goede bedoelingen hebben. Dat wordt tijdens een crisis te gemakkelijk en te blijvend van tafel geveegd. En misschien werd die crisis daar ook wel een beetje voor misbruikt.

Tolerantie als stoplap

Er is zelfs nog een ander opzicht waarin deze “instrumentele” tolerantie een schamel surrogaat is. Je kunt immers alleen van tolerantie spreken wanneer een bepaalde norm die je voor jezelf hanteert, door iemand anders eigenlijk al overschreden is. Als er veel tolerantie nodig is, dan is de ander blijkbaar al heel ver van jouw norm afgeweken. Maar het kan ook zijn dat die norm veel te streng was. Daar waar ik nu (met veel moeite) iets tolereer had ik misschien gewoon vrijheid moeten geven. In die zin kan al het gepraat over wat we nog wel of niet kunnen tolereren een symptoom zijn van een schrijnend gebrek aan vrijheid in onze tijd, goed te vergelijken met de verhouding tussen sympathie en liefde bij de Beatles.

Ook nu geldt dat iets beter is dan niets, maar de discussie over tolerantie kan eigenlijk pas goed worden gevoerd als eerst de vrijheid voldoende is geadresseerd. Pas als je weet waarom de vrijheid al of niet tijdelijk in de ijskast is gezet, kun je bepalen wat voor soort tolerantie in dat geval nodig is. Als je bedenkt dat tolerantie een soort vangnet is wanneer vrijheid (om welke reden dan ook) is opgegeven of beperkt, dan heb je zeer goede redenen nodig om ook dat vangnet te beperken en mag deze reden niet alleen instrumenteel zijn. Een volgend vangnet om de vrede te bewaren is er immers niet. Dan blijven alleen onderdrukking en grootschalige strafmaatregelen over, welke nog nooit voor duurzame vrede en stabiliteit hebben gezorgd.

En hier wreekt zich dat het artikel geen enkele aandacht besteedt aan de olifant in de kamer: de vraag waarom er eigenlijk een beroep moest worden gedaan op tolerantie. De aanname is kennelijk dat de ander vrij laten niet tot de mogelijkheden behoorde. De aanname is dat mijn bescherming tegen ziekte niet alleen afhankelijk was van mijn vaccinatie, maar ook van die van jou. Een dergelijke aanname is bij sommige andere maatregelen, zoals thuisblijven bij ziekte, goed verdedigbaar, maar kan niet zonder meer worden toegepast op vaccinatie.

Als vaccinatie mij voldoende beschermt, heb ik die van jou niet meer nodig en kan ik jou daarin vrij laten. Als vaccinatie mij onvoldoende beschermt, zal die jou ook onvoldoende beschermen en kan ik jou nog steeds vrij laten. En zit de waarheid daar ergens tussenin, dan mag ik nog steeds niet van de ander verwachten dat hij of zij bepaalde grondrechten zomaar opgeeft. In al deze gevallen zou tolerantie niet eens nodig moeten zijn, en intolerantie daardoor nog minder. Nu de huidige intolerantie geen basis heeft in de logica, kan deze alleen maar voortkomen uit angst. Daar zijn helaas goede aanwijzingen voor. Het is bovendien een angst die door de overheid is gecultiveerd. Om dit te bedekken worden af en toe wat zalvende woorden gesproken over tolerantie en vrijheid. Vrijheid die afhankelijk is van gehoorzaamheid, is echter geen vrijheid maar een privilege. Zo is tolerantie die afhankelijk is van mijn stemming (wel of niet angstig) of van wat jij nog net acceptabel vindt, ook geen echte tolerantie.

De kanarie in de tolerantie-mijn

Het bovenstaande kan misschien wat negatief overkomen. Hebben ethici niet de beste bedoelingen wanneer ze een begrip zo goed mogelijk aanpassen aan de veranderende tijden, zodat dit in elk geval relevant blijft? Ik durf echter te beweren dat het hier geen vernieuwing betreft, maar een terugkeer naar puur pragmatisme, waarbij het begrip tolerantie onnodig wordt verbouwd en uitgehold. Dat kan ik ook aantonen aan de hand van de manier waarop de nieuwe “instrumentele” tolerantie in het artikel wordt gebruikt.

In het grootste deel van het artikel ligt de nadruk nog op het feit dat we niet zouden moeten generaliseren. Niet van iedere wappie gaat een terroristische dreiging uit (O nee? Wat een verrassing!). Tevens mag van de overheid wat meer tolerantie worden verwacht dan van de burger die blijkbaar moeite heeft om onderscheid te maken tussen al die verschillende soorten wappies. Wat moreel juist is om te doen (het willen bevorderen van de volksgezondheid) mag niet los gezien worden van de praktische gevolgen, namelijk het mogelijk te ver inperken van vrijheden waardoor mensen wellicht niet meer mee te krijgen zijn.

Maar aan het eind van het artikel wordt dit opeens op zeer behendige wijze volledig omgedraaid. Wat moreel juist is, is nu opeens dat coronaprotesten worden toegestaan en dat niet wordt gegrepen naar vaccinatiedwang. En ook dat zou niet los mogen worden gezien van de praktische consequenties. Met andere woorden, wanneer het toestaan van coronaprotesten en het uitstellen van vaccinatiedwang ons doel niet meer dient, namelijk het vaccineren, dan zouden we juist moeten tolereren dat protesten worden verboden en dat er alsnog vaccinatiedwang komt. Het ene morele uitgangspunt moet dan kennelijk wijken voor het andere. Alles is immers instrumenteel en “echte” tolerantie is een achterhaald begrip.

Conclusie

Te snel en te gemakkelijk worden tijdens een crisis door de tijd beproefde ethische principes op de helling gezet. In het besproken artikel gebeurt dit door simpelweg te ontkennen dat we ze ooit eerder goed hebben kunnen begrijpen. We zouden ons “geconfronteerd met Kees, Bep en Fatima” moeten afvragen wat tolerantie nu écht is. Alsof praktische overwegingen nooit eerder een rol hebben gespeeld bij het formuleren van onze normen en waarden en onze fundamentele mensenrechten.

Juist door de definitie van tolerantie zo afhankelijk te maken van de actuele situatie, die overigens verre van uniek is, wordt intolerantie in de hand gewerkt. Dergelijke beschouwingen helpen de ethiek niet verder, maar kunnen wel worden misbruikt als intellectuele rechtvaardiging voor met name de overheid om tolerantie zowel als vrijheden verder te beperken. Dit alles overgoten met een sausje van genuanceerdheid, dat door de burger zou kunnen worden opgevat als een teken dat er altijd zorgvuldig genoeg wordt gereflecteerd.

Op deze manier kan ook een nieuw type OMT, waar op 1 mei 2020 al behoefte aan was, geen succes worden. Toen was het de bedoeling van onder andere Van Dissel en Rutte dat naast virologen ook economen, psychologen, sociologen en ethici zouden aanschuiven. Maar als iedereen op een technocratische manier naar zijn eigen vakgebied kijkt, zal de menselijke maat alleen nog meer zoek raken. Misschien juist tijd om ons weer eens te verdiepen in de herkomst, reden, samenhang en tijdloosheid van een aantal fundamentele menselijke waarden.